All the world is a stage…
Een tekst van Anne Karin ten Bosch
Dit citaat begon zijn bestaan als een metafoor maar inmiddels is Shakespeare ‘s uitspraak onze dagelijkse praktijk. Overal zijn ‘stages’ en worden stad en natuur in scene gezet voor een gretig publiek; we schreven er al vaker over. Niet alleen de commercie zorgt dat we ons kunnen ‘onderdompelen’ in tijdelijke sferen en belevenissen in winkelcentra, pretparken, en op themafeesten, ook in musea, concertzalen en (theater)festivals staat de ‘de ervaring van de bezoeker’ centraal. Theatrale middelen worden op al die plekken ingezet. Daarnaast zijn we ons zeer bewust van het feit dat we zelf omringd worden door potentieel publiek, verschillende rollen spelen en dat we heel goed in staat zijn om ergens ‘een scene’ van te maken. Het zijn deze vergelijkingen die maken dat het haast vreemd is dat niet veel meer scenografen buiten het theater aan de slag gaan.
Mogelijkheden creëren
Toch denken we dat scenografen de openbare ruimte meer te bieden hebben dan alleen het ontwerp van de volgende ervaring of nog een belevenis op locatie. Dat hangt samen met de veronderstelling dat we juist mogelijkheden creëren voor spelers én publiek, mogelijkheden die niet uitgeschreven zijn, niet vastliggen en die ruimte bieden aan de verbeelding van de toeschouwers en deelnemers zelf. Dus geen ‘scripted spaces’, ruimtes waarvoor volledig vastgelegd is wat er wel en niet kan en mag gebeuren. Dit heeft misschien te maken met de manier waarop in Nederland theater gemaakt wordt.
Proberen of en hoe het werkt
Theater is bij uitstek een procesgerichte discipline, zowel in het maakproces als in de uitvoeringen zelf. Gedurende de gesprekken, repetities, try-outs en voorstellingen wordt de ‘werking’ van spel- en van ontwerpkeuzes 1 op 1 getest en zelfs tijdens de tournee wordt er zo nodig nog geschaafd aan onderdelen. Architecten en stedenbouwers onderzoeken en testen hun ontwerpen vooral in taal, virtuele animaties en schaalmodellen en werken aan de hand van programma’s van eisen en hun visie op omgeving en gebruikers. Het zijn totaal verschillende zoektochten met heel eigen kwaliteiten. Het ‘programma van eisen’ staat in het theater niet vaak zwart op wit al zijn er de nodige beperkingen en verwachtingen, maar juist waar het gaat om het creëren van spelmogelijkheden, samenspel tussen disciplines, de ontwikkeling van betekenissen, ofwel ‘de werking’ van het ontwerp is er misschien wel sprake van een vrije hand voor de ontwerper. In de repetities kan uitgeprobeerd worden of en hoe ‘het werkt’.
Het belang van de werking
De werking van ontwerpen komt vaak aan de orde in de gesprekken die we met de redactie van het Platform voeren en we zoeken naar taal om specifieker daarover te spreken en schrijven. De werking ‘voltrekt’ zich tijdens de voorstelling waarin ook de ontwerpen ‘opgevoerd’ worden. We ontwerpen daarom ook in het voortdurende bewustzijn van tijd, tijdelijkheid, tijdsverloop en dus werken we aan ontwikkelingen en overgangen. Tijdens de voorstelling veranderen de relaties en verhoudingen tussen de verschillende ontworpen onderdelen voortdurend, waardoor nieuwe mogelijkheden ontstaan en betekenissen verschuiven.
In dit spel met mogelijkheden wordt ruimte voor de verbeelding van de toeschouwer gecreëerd. In de loop van de jaren ontwikkelen ontwerpers in het theater zo hun intuïtie voor de werking van ontwerp keuzes en bouwen ze aan een bijzondere expertise. In de stedenbouw, bij ontwerpers van de publieke ruimte en in de architectuur is de focus in de afgelopen jaren ook verschoven en staat de werking van ontwerpen veel centraler net als ‘de ervaring’ en ‘de beleving’. De vraag wat een ontwerp ‘doet’ , bewerkstelligt, wat de uitwerking is of wat door het ontwerp ‘in werking wordt gezet’ wordt bijvoorbeeld middels de term ‘affordances’ besproken. Meer over dit begrip lees je hier.
Intuïtieve benadering
Scenografen gaan mogelijk nog een stap verder. In plaats van één specifieke (uit)werking, schept de scenograaf mogelijkheden, maar legt deze niet vast. De focus ligt bovendien niet alleen op de uiterlijke vorm van het eigen ontwerp, maar ook op onderlinge relaties tussen ruimte, locatie, geprojecteerde beelden, licht, kostuums, spel, geluid et cetera. Het zijn juist deze steeds veranderende onderlinge relaties die de toeschouwer activeren, mogelijke betekenissen genereren in een waaier van associaties, zonder één betekenis of (uit)werking te dicteren. Deze vaak meer intuïtieve benadering van scenografen zou best eens een bijdrage kunnen leveren aan openbare ruimte, die soms erg weinig aan de verbeelding over laat en nauwelijks speelruimte biedt.