Tijdens het symposium Porous Borders in Praag, georganiseerd door de PQ, gingen Liesbeth Groot Nibbelink en Anne Karin ten Bosch met collega’s tijdens een research-workshop op zoek naar de werking van ‘overgangen’. Maar wat verstaan we eigenlijk onder een overgang?
‘Threshold’ betekent ‘drempel’, maar ook overgang, (onder)grens, kantelpunt, doorgang of startpunt en die reeks betekenissen geeft meteen aan dat er op allerlei niveaus en schalen en tussen of in materialen of in een bepaalde tijdspanne sprake kan zijn van overgangen. Het woord overgang wordt gebruikt in het acteren, in de dramaturgie en in ontwerpen en in al die domeinen is het een essentieel begrip.
Wij veronderstellen zelfs dat we via de analyse van de overgangen in scenografische ontwerpen meer zicht kunnen krijgen op de onderliggende visie op theater, misschien zelfs op de visie op de maatschappij. Overgangen kunnen ons namelijk veel vertellen over ontwerp-voorkeuren, bijvoorbeeld een voorkeur voor transparantie, expliciet tonen of juist (expliciet) verbergen, voor verdoezelen of verbanden laten zien. Om tot een analyse te komen zouden we dan wel vocabulaire moeten ontwikkelen waarmee we verschillende overgangen kunnen benoemen of typeren in hun kwaliteit en werking. Misschien kunnen we ‘soorten’ overgangen typeren zoals ze dat in de (landschaps)architectuur doen?
De research-workshop in Praag leerde ons dat we allereerst moeten besluiten over welke overgang we het willen hebben. Het navolgende ‘beeldverhaal’ hebben we samengesteld om alvast wat gedachten over verschillende ‘overgangen’ op gang te brengen.
- Een paar overgangen uit de dagelijkse omgeving:
Interieur-exterieur en de kwaliteit van ‘openheid’
Ingang en overgang, verschillen in duur:
De facade openen en de werking van reliëf:
- Landschapsarchitectuur en leentjebuur; mogelijk een inspiratie voor scenografische ontwerpen?
In een landschap volgen verschillende landschappen of ruimtes elkaar op in een tijdspanne, bijvoorbeeld tijdens een wandeling. De overgangen worden soms gemarkeerd door de bestrating, beplanting of door bouwwerken. In de landschapsarchitectuur wordt gebruikt gemaakt van een typologie van ‘bouwstenen’, waarin de verschillende objecten en mogelijke overgangen ondergebracht zijn. Hier schematisch het landschap tussen de Kunsthal en Het Nieuwe Instituut in Rotterdam, een ontwerp van Rem Koolhaas:
en een paar ‘typen’ bouwstenen toegelicht (bron: Tussen Haard en Horizon, J. van der Zwart, Sun Uitgeverij):
- Bij de analyse van een ontwerp zouden we kunnen kijken naar de overgang tussen de theaterruimte en de theatrale ruimte en de invloed daarvan:
Anna Viebrock sluit in La Vie Parisienne de theaterruimte volledig buiten, ook vloer en plafond zijn ‘dicht’. Ze schakelt in dit ‘interieur’ ruimtes trapsgewijs, centraal en ogenschijnlijk symmetrisch.
Bert Neumann plaatst in Forever Young een ‘object’ in een ‘landschap’ en sluit de theaterruimte volledig buiten met opvallend geel plastic doek.
Marloes van der Hoek plaatst in Bouta de ‘verzameling’ als een landschap in de verder open theaterruimte.
- De analyse kan zich ook richten op de overgangen tijdens het stuk en de ontwikkeling van de ruimte typeren:
Marc Warning sluit in Oom Wanja de verzameling op in een object, waarna het object opent en de verzameling zichtbaar wordt.