We zouden de middag starten met een geïmproviseerde dialoog tussen Henny Dörr en Liesbeth Groot Nibbelink. Een improvisatie die weliswaar lichtjes voorbereid was. Liesbeth zou aan Henny vragen of er zoiets bestaat als een ‘scenografische blik’; of dat een begrip is waar ze mee uit de voeten zou kunnen en wat dat dan zou inhouden. Henny zou aan Liesbeth vragen of spectatorship verandert als de toeschouwer mobiel wordt (dus niet op een tribune zit maar door de stad loopt tijdens een voorstelling etc.). Die vragen hebben we niet gesteld. We raakten verstrengeld in een gesprek over hoe de straatscene van Brecht (voorbijganger doet verslag van een ongeluk aan een agent ter plaatse en demonstreert de gebeurtenissen in het vertellen) een parallel zou kunnen zijn voor scenografie van de stedelijke ruimte. Hou zou je aan deze agent uitleggen wat scenografie is? We kwamen er niet helemaal uit. Beetje te ingewikkeld misschien. Misschien niet zo geschikt voor improvisatie. Ook dat is improvisatie.
Maar goed, de vraag naar de ‘scenografische blik’ blijft hangen. Die van de mobiele toeschouwer ook. Anne Karin ten Bosch vervolgde met een kritisch beeldessay over lijnen. Lijnen die sinds mensenheugenis patronen van in- en uitsluiting organiseren (land en water, grenzen, vluchtelingen, daklozen, hondenveldjes). Daarna introduceerde Sanne Leufkens haar fotoproject 365+1. 365+1= elke dag een ruimte fotograferen. Dan later uitzoeken waarom je die ruimte koos. We nodigden de bezoekers uit om ter plaatse, rond Het Huis, hetzelfde te doen. We bespraken de foto’s daarna. Waarom zijn sommige ruimtes spannend en andere niet? Iets met compositie, kader, lijnen in de foto’s, ja, maar hoe zit het nu met scenografie?
Sanne en Liesbeth spraken er een week later nog eens over. Waarom is de ene ruimte nu wel interessant en een andere veel minder? Waarom heeft de ene ruimte ‘het’ wel en een ander niet? Wat is ‘het’? We raakten op het spoor van de potentialiteit. Bij ruimtes waar ‘het’ wel aanwezig is heb je het gevoel dat er iets zou kunnen gebeuren. Het gaat er niet zozeer om dat een bepaalde plek in de stad een interessante plek voor een voorstelling zou kunnen zijn (hoewel niet uitgesloten). Het gaat er vooral om dat er iets zou kunnen gebeuren. Een ontmoeting, een handeling, een openbaring, een vertrek. Het doet er eigenlijk niet zoveel toe wat er zou kunnen gebeuren. Of nog preciezer, het gaat er juist om dat je nog niet weet wat er zou kunnen gebeuren. Dat is potentialiteit. Potentialiteit die voelbaar wordt en op de één of andere manier in het beeld aanwezig is.
Liesbeth had toevallig net die week een boek gelezen waarin een observatie van de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben over potentialiteit werd aangehaald, hier vrij geciteerd: ‘potentiality is the not-yet that is nevertheless present’. Het citaat werd overigens aangehaald in een boek over queer theory, Cruising Utopia van José Esteban Muñoz. Muñoz schrijft dat queer ook eenzelfde ‘not-yet’ is zoals Agamben het beschrijft. Liesbeth interpreteert dat als volgt: het is niet zo dat queer niet zou bestaan in de actuele realiteit; maar queer laat zien, door af te wijken van ‘straight’, dat er altijd iets anders aanwezig is naast straight. Queer raakt altijd aan het andere, het andere mogelijke, de mogelijkheid van het andere, het toont de beperktheid van straight of het laat straight zien als slechts één van de opties.
Het is niet meer te traceren of Liesbeth dit ook hardop heeft gezegd in het gesprek met Sanne, of alleen maar heeft gedacht. In elk geval dacht ze ook nog: deze beschrijving van queer-als-potentialiteit is eigenlijk wat we in het theater ‘verbeelding’ noemen. En zou het nu zo kunnen zijn dat de populariteit van queer theory, naast science fiction (bij theaterstudenten bijvoorbeeld) te verklaren valt door een behoefte aan nieuwe vormen van verbeelding? En (valse gedachte), gaat queer er nu met ‘onze’ verbeelding vandoor? En moeten wij niet veel duidelijker pleiten voor verbeelding?
Nienke Scholts deed het in elk geval, in haar essay in Current Movements, Future Landscapes, waarmee we ook de Why Theatre?! middag afsloten. Maar eerst was er nog een moment van weldadige stilte, waar er geen enkel woord viel, alleen maar beeld bewoog, in een videofilm die Ariane Truemper in een kier van de tijd had gemaakt, terwijl alle deelnemers buiten met hun camera’s de openbare ruimte afspeurden. Titel van de film: Repeating Dissolution III.
